Er zijn geen paarden die op een ezel rijden, maar er zijn wel ezels die op paarden rijden.

De passage

De passage is een verzamelde en verheven draf met weinig voorwaartse beweging en een lang zweefmoment. De energie is vooral naar boven gericht in plaats van naar voren.
Bij een goed uitgevoerde passage komen de voor(boven)benen van het paard in een horizontale lijn.
De naar het zwaartepunt grijpende achterbenen werken verend en sterk opwaarts.

 

  • Pure draagkracht
  • draf op de plaats
  • draagkracht gecombineerd met opwaartse stuwkracht
  • geringe verplaatsing voorwaarts

Het grote verschil tussen de piaf en de passage is de toegevoegde opwaartse stuwkracht.
Voor een uitgestrekte draf wordt er ook stuwkracht toegevoegd, maar dan meer in voorwaarts opwaartse richting.
Piaf + opwaartse stuwkracht -> passage
Piaf + opwaarts voorwaartse stuwkracht -> uitgestrekte draf

De passage was vroeger een veel gebruikte gang voor vorsten om op elegante wijze te paraderen langs het volk. De trotse fiere uitstraling van het paard hadden hun weerslag op de verschijning van de ruiter.
De passage is net zo als alle oefeningen een natuurlijke gang, die we kunnen waarnemen wanneer hengsten willen imponeren.
In de Klassieke Rijkunst is het doel van de passage:

  • het versterken en versoepelen van de achterhand bespiering
  • het oprichten van de voorhand
  • grotere gehoorzaamheid aan de hulpen
  • vervolmaken van de natuurlijke beweging onder de ruiter en op vraag van de ruiter, tot het hoogst haalbare niveau

De zes elementen van de rijkunst komen in de passage samen:

  • soepelheid
  • balans
  • vorm
  • tempo
  • takt
  • schwung

DE RUITERHULPEN

  • De zit van de ruiter moet samensmelten met de swingende paardenrug en deze soepel volgen.
  • vanuit de piaf rijdt men iets voorwaarts, waarbij men met de kuit het betreffende achterbeen vraagt verder onder te treden.
  • met het bekken vraagt de ruiter meer schwung, met behoud van het taktmatige ritme. Dit kan men onderhouden door innerlijk mee te tellen met de beweging van de benen.
  • De zit van de ruiter blijft zacht.
  • tevens onderhoudt de ruiter de nageeflijkheid en de losgelatenheid.

MOGELIJKHEDEN

  • het rijden van overgangen van piaf naar passage. Dit geeft zeggenschap over de stuw- en de draagkracht.
  • het rijden van overgangen van piaf naar uitgestrekte draf. Dit stimuleert het zweefmoment.
  • het rijden van wendingen in de passage bevordert de steeds compactere actie.
  • het rijden van alle zijgangen in passage. Dit stimuleert de voorbenen ronder te laten worden en de activiteit van de achterbenen.

Het aanleren en vervolmaken van de passage duurt net als de piaf enkele jaren.

Terug naar boven

Heeft u vragen of interesse?

Heeft u vragen, opmerkingen of interesse? Vult u dan onderstaand formulier in en u ontvangt zo spoedig mogelijk bericht.

Naam:
Email: