Paardrijden is een zeer ingewikkelde bezigheid, waarbij denken, zien, voelen en doen allemaal meespelen

De Kandare

22 december 2011

De kandare is een stangbit. Stangbitten zijn er in vele variaties.

 

Van nature is het paard niet geschikt om op te rijden. Dit betekent dat de mond van het paard eigenlijk (van nature) geen ruimte heeft voor een bit.

Wanneer de mond van het paard gesloten is, is deze geheel gevuld met de tong.

 

Bij de keuze van het bit is het goed om je hier bewust van te zijn.

Een slecht passend bit, een (te) strakke neusriem, een slechte ruiterhand (stug, onrustig) of een combinatie hiervan, belemmert het paard in zijn slikreflex. Hierdoor kan het paard overmatig gaan schuimen, omdat het zijn speeksel niet door kan slikken, wat ten onrechte als correct gezien wordt. (de schuimende mond).

De tong is een grote spier die verbonden is met de bespiering in de onderlijn van de hals. De algehele losgelatenheid van het paard begint al bij de losgelatenheid van de tong, zodat deze naar behoren kan functioneren, zacht blijft etc. Dus teveel druk op de tong doet de tong verstarren.)

Met de juiste tongvrijheid kan de tong beter blijven functioneren en dus beter blijven slikken.

Bij het slikken drukt de tong tegen het gehemelte (net zoals bij ons). Een dikker bit belemmert derhalve de slikmogelijkheid.

De keuze van het bit wordt bepaald door:

  • De dikte van de lagen in de mond van het paard
  • De positie van de kiezen in de mond
  • Aanwezigheid van wolfskiezen
  • De hoogte van het verhemelte
  • De grote van de mond
  • De dikte van de lippen

In de Academische Rijkunst wordt bij de overgang van de trens naar de stang niet met stang en trens gereden, maar met kandare en kaptoom. Deze laatste heeft hierbij dezelfde werking als de trens.

De gecombineerde werking tussen trens (kaptoom) en stang (kandare):

 

Tekening I:   De kandare zorgt voor het behouden van de lange bovenlijn bij een hoge oprichting.
Tekening II:  De trens veroorzaakt een te korte halshouding bij een hoge oprichting.
Tekening III:  De kandare kan de oorzaak zijn voor het achter de teugel kruipen bij het voorwaarts neerwaarts rijden.
Tekening IV:  De trens zorgt bij het voorwaarts neerwaarts rijden voor de juiste aanleuning.

Samengevat:
De kandare zorgt ervoor dat het opgerichte paard zijn halslengte (bovenlijn)  behoudt, zodat het voorwaarts neerwaarts zoeken niet verloren gaat. (De oprichting moet steeds relatief zijn, in relatie met de daling van de achterhand. Is de achterhand hoog, draagt het paard zijn hoofd diep. Hoe meer buiging in de achterhand(gewrichten), hoe hoger het paard zijn hoofd draagt.)

In de hoge oprichting trekt een trens het hoofd gauw te eng in de hals. Daarom moeten paarden die op een trens worden gereden wat dieper ingesteld worden om de aanleuning te behouden. 

Bij een voorwaarts neerwaarts gereden paard brengt de kandare dit paard echter achter de loodlijn.  In deze houding dient de kandare zonder aanleuning te zijn, en is de kaptoom/trens het best passende middel.


Diverse vormen kandares

  1. De S vormige kandare, met de teugelbevestiging voor het mondstuk (vanuit de ruiter bezien)
  2. De rechte kandare, met een teugelbevestiging loodrecht onder het mondstuk
  3. De S vormige kandare, met een teugelbevestiging achter het mondstuk (eveneens vanuit de ruiter bezien).

a. De teugelbevestiging voor het mondstuk gelegen
Dit bit is geschikt voor paarden die iets te diep lopen, om het paard op te richten.
De zwaartekracht laat deze kandare naar voren vallen, als het paard achter de loodlijn komt (daarmee ontspant de kinketting) om ervoor te zorgen dat het paard niet nog dieper komt te lopen. Zo wordt het paard uitgenodigd de voorwaarts neerwaartse hand weer te zoeken.  

b. De teugelbevestiging loodrecht onder het mondstuk
Onderboom en bovenboom bevinden zich in een rechte lijn boven elkaar. Deze vorm laat de ketting en de stang inwerken zodra het paard zijn hoofd heft. De ketting komt door te hangen als het paard in een perfecte hoofd-halshouding loopt. Dit bit is voor de meeste paarden het meest passend om het paard optimaal voor te bereiden op het rijden op slechts enkel een kandare (''blank reiten'').

c. De teugelbevestiging achter het mondstuk
Dit bit wordt gebruikt bij paarden die teveel voor de loodlijn lopen en hun neus eruit drukken. De zwaartekracht zorgt ervoor dat het paard druk voelt via de kinketting. Zodra het paard nageeft, wordt de kinketting losser.

Voor meer informatie, kijk op "De werking van de kandare".

Terug naar boven

Heeft u vragen of interesse?

Heeft u vragen, opmerkingen of interesse? Vult u dan onderstaand formulier in en u ontvangt zo spoedig mogelijk bericht.

Naam:
Email: