Paardrijden is een zeer ingewikkelde bezigheid, waarbij denken, zien, voelen en doen allemaal meespelen

Enkele uitspraken van bekende "klassieke" trainers

ALBERT VOORN

Albert Voorn is een bekende springruiter en won Goud op het Nederlands Kampioenschap en Zilver op de Olympische spelen met de lastigste paarden uit het circuit. Hij heeft een logische kijk op paardrijden:

''Als de manier van rijden problemen geeft die je weer moet oplossen, dan kun je toch beter zo gaan rijden dat die problemen helemaal niet ontstaan? Men trekt het paard in elkaar. En om de een of andere reden moet hij altijd 50 centimeter korter worden dan hij is. Het paard gaat vervolgens vluchten en de ruiter zegt dan: hij is sterk.

En dan geeft men nog meer been om dat op te lossen. Het paard gaat nog meer voorwaarts en wordt nog sterker. Ik geef geen been als een paard trekt. En ik trek niet, ik hou tegen. Daarom heb ik nooit druk op de teugels, niet meer dan het gewicht van de teugel zelf.''

Albert zelf zou als paard niet veel pikken van een ruiter:

'Ik ging in een hoek liggen als ik een paard was en een ruiter op mijn rug kreeg''.

''Wij ruiters zijn succesvol dankzij het acceptatievermogen van het paard dat we rijden. Hoe hoger het paard in het bloed staat, hoe minder het accepteert van de ruiter. Volbloeden werden altijd gezien als lastig. Zo zie ik dat niet. Ze hebben een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Ze accepteren minder.''

Een geweldige ruiter, die geen concessies doet aan zijn sponsoren, maar alles bekijkt uit het oogpunt van het paard.  

Dus ook alle verreden ( verpeste) paarden van andere ruiters krijgt, en . . . deze dieren weer aan het lopen krijgt. 


ANONIEM

Kunst eindigt waar geweld begint. Geweld begint waar kennis ophoudt.


BENT BRANDERUP

Bent Branderup stelt: '"Dressuur is er voor het paard. Het paard is er niet voor de dressuur''.

Hij betreurt het dat de gemiddelde leeftijd van het paard niet ouder is dan 10.

Een paard is op zijn 8-ste pas volwassen en in de bloei van zijn leven op zijn 12-e. Bij de Spaanse rijschool zijn de paarden niet voor niets pas op hun 12e helemaal grondig klaar met de basis en voldoende bespierd, zodat ze alle oefeningen met gemak uit kunnen voeren.

Voorwaarts neerwaarts
Het rijden van een paard begint bij het paard voorwaarts neerwaarts rijden, waarbij het paard de hand zoekt en zijn bovenlijn stretcht. ''Ruiters rijden soms beroerder dan een koffer. Kijk maar naar pakezels, die dragen een last cq koffer op hun rug en hebben daarbij hun bovenlijn lang''.

Lengtebuiging
Daarnaast is de juiste lengtebuiging van oren tot staart van belang, zowel linksom als rechtsom. Door het vragen van stelling komt de binnenheup van het paard naar voren en kan het paard zijn binnenachterbeen onder zijn zwaartepunt gaan plaatsen.

Dragend achterbeen
Belangrijk in de dressuur is dat het paard zijn gewicht door zijn achterhand laat dragen om de voorhand te ontlasten, dus het paard moet leren zijn achterbenen onder zijn zwaartepunt te plaatsen. Door bv. het rijden van schouderbinnenwaarts kan het binnen achterbeen tot dragen worden gebracht en door het rijden van travers het buitenachterbeen. Als een paard deze oefeningen moet leren, wordt dit altijd in stap aangeleerd, zodat het paard kan nadenken waar hij zijn benen plaatst.

Oprichting
Als het achterbeen onder het zwaartepunt gezet wordt, kan het gaan buigen door meer gewicht te gaan dragen, waardoor de voorhand ontlast wordt.

Juiste houding van de ruiter
De ruiter moet graag met zijn paard willen werken en de ruiter moet zijn paard kunnen motiveren. De ruiter moet een plan hebben en een doel hebben om naar te werken en het paard laten geloven dat hij Mister Universe kan worden. De ruiter moet de manege niet als carrousel gebruiken (rondjes rijden) of in de manege een endurance rijden (paard moe maken), maar de manege gebruiken om het paard wat te leren. Daarbij is stoppen op het hoogtepunt van groot belang. Een ruiter moet kunnen denken en kunnen voelen om goed paard te kunnen rijden

(Antoine de Pluvinel: ''Iemand die niet kan denken en niet kan voelen wordt nooit een goede ruiter'').


ARTHUR KOTTAS-HELDENBERG 

Rijden is geen krachtsport, rijden is gevoel

Een ruiter moet op gevoel zijn zit-, gewichts-, kuit en teugelhulpen goed coördineren en timen om het paard te begeleiden in het doen van de dressuuroefeningen. Daarbij is de hand altijd de laatste hulpgeving, eerst zit, been, bovenlichaam en gewicht gebruiken.

Het is niet belangrijk hoe lang je rijdt, maar hoe je rijdt.

De basis moet solide zijn
Een huis bouw je ook niet op drijfzand maar op een solide vaste ondergrond. Goede ruiters geven hun paard een goede basis. In de eerste fase moet een paard leren zijn evenwicht onder de ruiter te bewaren, recht kunnen lopen met een goede zelfhouding, op elke plek een overgang kunnen maken en als het ware een eenvoudige B-proef moeten kunnen rijden. In de tweede fase kun je hierop verder bouwen met de zijgangen en het verzamelen waarbij de achterhand meer gaat buigen en meer gewicht gaat dragen. In de volgende fase kun je weer ''een verdieping hoger'' met de contragalop, de wissels enz. .

Afwisseling
Heel goed is het om de dressuur af te wisselen met buitenrijden, cavaletti-werk, rijden in verlichtte zit en een sprongetje. Bij alles wat je een paard wilt aanleren moet je fair en consequent zijn. Als je buitengaat rijden moet je dus niet anders gaan rijden als in de rijbaan: ook dan moet je controle houden over richting en tempo, moet het paard recht lopen, correct inbuigen en zijn rug laten deinen.


GEORGE THEODORESCU

Theodorescu denkt heel simpel over dressuur:

''Wat er mooi uitziet is goed. Als een paard geen plezier heeft in het werk is het fout. Vergelijk dressuur met ballet. Een steunende en zwetende ballerina, als je dat ziet als publiek, dan wil je je geld toch terug!''

de slofteugel
''Daarmee kun je helemaal foute dingen doen. Mensen hebben geen inwerking op hun paard en grijpen naar de slofteugel. Het principe in rijden is, dat je het lichaam van het paard naar zijn hoofd moet sturen. Voorwaarts dus. Gebruik je een slofteugel, dan doe je het andersom, dan trek je het hoofd naar het lichaam toe. Dat is achterwaarts rijden. Een slofteugel heeft niks met correct rijden te maken. Je liegt tegen jezelf, je hebt rijtechnisch niks gedaan, je hebt niks opgelost. In de hand van een meester is een slofteugel goed. Maar een meester heeft de slofteugel niet nodig.''


RICHARD HINRICHS

''De beste dressuurruiters zijn zij die een innerlijk beeld hebben van hoe ze willen rijden. Ruiters die dat niet hebben pik je er zo uit. Die rijden hun proef en als ze bij de piaffe aankomen, is de tact en de schwung weg waarbij de ruiter trekt en duwt. Een ruiter die visualiseert hoe hij het wil hebben, houdt dezelfde tact in de piaffe''.

''Ik sprak eens een jongen dat een toptalent had voor golfen. Hij legde me uit hoe het kwam dat hij de bal precies naar de hole kon slaan. De golfer zei: ik visualiseer hoe ik de bal sla en in wat voor baan hij vervolgens door de lucht zweeft en hoe hij neerkomt. Dat is dus ook dat innerlijke beeld''.

''Ik heb een ideaalbeeld van hoe een paard moet lopen en wat hij moet kunnen. Maar dat kan ik niet ineens bereiken. Daarom krijgt een paard een beloning van me als hij meewerkt en we weer een stapje verder gekomen zijn. Dan hebben we beide iets: ik een stap in de goede richting en hij een beloning. Mijn doel is een paard in alle oefeningen op mijn gedachten kunnen rijden, met weinig lichaamskracht''.

''Wat ik wil is dat we het echt eens zijn, mijn paard en ik''.


KLAUS BALKENHOL

Klaus Balkenhol, wil het natuurlijke talent van het paard ontwikkelen door klassieke dressuur waarbij de behoeften van het paard voorop staan.

''De ruiter moet een dienaar van het paard zijn, het paard mag onder het zadel nooit een knecht lijken''.

''Je moet op fluistertoon je hulpen kenbaar maken en je paard zal luisteren. Het paard moet je vragen: ''Hoe moet ik bewegen, wat wil je dat ik doe'?'' En niet ''MOET ik bewegen?''.''

''Ik ben over de 60, heb goud gewonnen en leer nog iedere dag van mijn paarden, ik ben nog steeds leerling van mijn paard''.


EGON VON NEINDORFF

''Klassiek rijden is natuurlijk rijden, zonder dwang, met veel gevoel en geduld''.

''Leidt het paard op zonder ooit te veel van het edele dier te verlangen. Het paard bepaalt de opleidingsduur.''

''Dressuur is geen doel op zich. Daar waar dressuur het doel is, gaat heel veel mis ten koste van het paard. Hij moet op driejarige leeftijd in de sport lopen en als hij zeven is moet hij al met een been in de Grand Prix staan. En dan verbazen eigenaren zich dat een paard niet gezond oud wordt. Het zijn echter de eigenaren zelf die de paarden in de neerwaartse spiraal brengen. Ze overbelasten het paard fysiek waardoor het uiteindelijk ook psychisch ten gronde gaat. Als je de dieren als knechten behandelt in plaats van als de edele dieren die ze zijn, dan worden ze niet oud.''

''Paarden worden door de jarenlange training echte atleten, ze worden mooi en vooral sterk.''


XENOPHON (430 - 354 voor Christus)

''Alleen een wendbaar paard kan meedoen in de strijd.''

Zijn belangrijkste ontdekking was:

Omdat de ruiter van de Griekse cavalerie hun beide handen vol hadden aan zwaard en schild, moeste hun paarden bliksemsnel op de kleinste commando's reageren. Alleen als het paard gehoorzaam, buigzaam en snel was, kon de ruiter levend uit de strijd komen. Daarom moest het paard gecompliceerde manoeuvres beheersen. Een typische strijdmanoeuvre was een snelle schwungvolle galop waaruit het paard plotseling op de achterhand werd gezet en 180 graden gedraaid werd.

Xenophon raadde bij elk paard gymnastiek aan in de vorm van zijgangen en pirouettes. Alle paarden moesten bij hem met de achterhand ver onder het lichaam gaan, om zijn gepanserde ruiter naar de de tegenstander te voeren.

''Als een paard voor iets weigert, van iets schrikt of ergens niet langs durft, toon hem dan dat het object niet gevaarlijk is, in het bijzonder niet voor zo'n moedig paard. Als dat niet helpt, beroer dan zelf het angstaanjagende object en leidt het paard met geduld er naar toe en beloon het paard.''

Daarmee beschrijft Xenophon eigenlijk niets anders dan wat we nu grondwerk, schrik- en obstakeltraining of politiepaardentraining noemen.

Xenophon beloonde het paard voor wat het goed deed ipv het te straffen voor wat het niet goed deed.

Wat nu ook nog steeds geldt is zijn uitspraak:

''Wat onder dwang bereikt wordt, wordt zonder verstand bereikt en is net zo lelijk als het met de zweep slaan en met de sporen porren van een danser''.


FRANCOIS ROBICHON DE LA GUÉRINIÈRE (1688 - 1751)

''Een paard dat zich niet laat buigen is niet losgelaten in zijn rug en kan daarom ook geen moeilijke oefeningen leren.''

Guérnière vond de halve ophouding uit die het paard zacht remt. Voor hem hadden alle grootmeesters hun paard met terugwerking in de mond halt laten houden. Guérnière vond dat te ruw en ondervond dat de paarden angst voor het halthouden kregen. Hij ontdekte dat het paard beter en harmonieuzer stopte als het paard met het hele lijf van de ruiter, dus ook met been- en gewichtshulpen, gestopt werd. Guérnière ontdekte de juiste mix van gewicht-, been- en teugelhulpen die leidde tot de halve ophouding:

''De halve ophouding zorgt voor een lichte verbinding met de paardenmond, ze kan vaak, zonder onderbreking van het ritme, herhaald worden. Na iedere halve parade moet de hand van de ruiter licht naar voren gaan.''

Guérnière ontdekte ook het schouderbinnenwaarts. Hij stelde vast dat de schouder van het paard teveel belast werd. Daarom ontwikkelde hij deze oefening waarbij het paard mals in de rug werd en zich goed kon uitbalanceren.


Dr. REINER KLIMKE

''Zeker als je topsport wilt bedrijven moet je je in de psyche van het paard inleven, hem leren te begrijpen''

''Het paard moet je vriend zijn. Die band bouw je niet alleen op als je op het paard zit maar ook voor en na die tijd. Voor ik ga rijden loop ik altijd eerst naar de stal om te kijken hoet het met de paarden is. Ik zie dan aan ieder paard wat voor stemming het heeft.''

''Het maakt mij als mens gelukkiger dat mijn paard gezonder en mooier wordt door de dressuur en meer aan het leven heeft''.


GOETHE


 ''Van het edele paard dat je wilt rijden, moet je de gedachten leren aanvoelen en vooral niets onlogisch van hem verlangen''.

 


SILVIA LOCH

''Natural Horsemanship - Natural Can Be Most Unnatural''

'Een van de stokpaardjes van natural horsemanship laat ons zien hoe onnatuurlijk sommige elementen van deze stroming kunnen zijn. We zien paarden die zonder hoofdstel en zadel gereden worden en vermoeid op de voorhand lopen met een onsamenhangende rug en achterbenen die ver achterblijven terwijl iedereen applaudisseert ivm de zogenaamde vriendelijkheid en goedheid die het paard wordt aangedaan.

Rijden zonder hoofdstel kan inderdaad een plezier zijn om naar te kijken indien het paard gereden wordt door een expert, maar een amateur die zo rijdt kan een enorm discomfort en rugpijn bij het paard veroorzaken.


DAVID DE WISPELAERE

 '''Problemen bij het paardrijden ontstaan door spanning. Die spanning moet je laten afvloeien en dat begint bij de ruiter. Het paard kan pas ontspannen als de ruiter ontspannen is''.

'''Een paard moet aan de teugel lopen maar niet omdat hij daartoe gedwongen wordt. Hij moet het zelf willen. Een paard dat gedwongen wordt om met zijn hoofd naar beneden te gaan denkt bij het aannemen van de teugels ''krijgen we dat weer'' en dan zal hij er tegenin gaan. Een slofteugel is een belediging voor het paard. Je dwingt hem aan de teugel te gaan, maar zijn rug gaat niet mee. Er is spanning in zijn lichaam die ervoor zorgt dan zijn rug niet los kan zijn en dus niet kan swingen en deinen. Een slofteugel is erg onnatuurlijk en erg onprettig voor een paard'.

 ''Ieder paard dat in balans loopt kan aan de teugel lopen, ze kunnen het vrij makkelijk als het paard het zelf wil en doet.''

 

Terug naar boven

Heeft u vragen of interesse?

Heeft u vragen, opmerkingen of interesse? Vult u dan onderstaand formulier in en u ontvangt zo spoedig mogelijk bericht.

Naam:
Email: