Paardrijden is een zeer ingewikkelde bezigheid, waarbij denken, zien, voelen en doen allemaal meespelen

Halve ophoudingen

De halve ophouding is een veelgebruikte term in de rijkunst, maar voor velen een vaag begrip.

Paardrijden is een wankel evenwicht. Zodra het zwaartepunt verkeerd komt te liggen, raakt het paard uit balans. De HO dient ervoor om dit zwaartepunt constant op de goede plek en in de goede richting te houden, zodat het paard niet uit evenwicht raakt.

Bij het dressuurrijden wordt met de term 'halve ophouding' een verzamelende inwerking bedoeld, zijnde een inwerking die tot resultaat moet hebben dat de achterbenen van het paard meer gewicht gaan dragen waardoor de voorbenen ontlast worden en het paard de voorhand kan oprichten. Het doel (van de halve ophouding) is de aandacht en het evenwicht van het paard te bevorderen voordat men hem vraagt bepaalde (vormveranderingen) bewegingen of overgangen naar langzamere of snellere gangen te maken.

De "hele ophouding" betekent dat het paard tot stilstaan, danwel halthouden, wordt gebracht.
De hele ophouding is een aaneenschakeling van halve ophoudingen totdat het paard stil staat. Dus eigenlijk een sterkere halve ophouding. die langer aanhoudt.

WAT IS EEN HALVE OPHOUDING?

Een halve ophouding is een gelijktijdige inwerking met benen, zit en bovenlichaam op het paard.
Daarnaast is het bij het geven van een halve ophouding belangrijk dat men mentaal en energetisch richting geeft aan het paard voor wat betreft zijn vorm, tempo en bewegingsrichting.

Voor het geven van een halve ophouding is het noodzakelijk dat men goed gefocust is, een duidelijk innerlijk beeld heeft en een innerlijk gevoel heeft.

De ORUN zegt hierover het volgende:
Onder een halve ophouding wordt verstaan het even aandrijven van het paard met zit en kuit en het daarna opvangen van de opgewekte voorwaartse drang door de vingers om de teugels te sluiten, waarna weer wordt ontspannen. De halve ophouding heeft alleen een goed resultaat wanneer het paard op de rechte lijn reageert door beide teugels meer aan te nemen. terwijl hij op de volte of in de wending reageert door het meer aannemen van de buitenteugel.

Iedere halve ophouding moet in de richting van de beweging worden uitgevoerd, zonder het evenwicht te verbreken.

DOEL VAN DE HALVE OPHOUDING?

Tijdens het rijden verliest het paard geregeld zijn balans. Het gevolg hiervan is dat hij:

  • zijn vorm verliest;
  • zijn tempo kan veranderen;
  • zijn richting kan veranderen.

Het doel van de halve ophouding is het paard in balans te brengen of te houden.

Volgens de ORUN heeft het geven van een HO de volgende doelen:

  • het attent maken voor een volgende oefening of overgang;
  • een inleiding om naar een lagere gang over te gaan;
  • het verkorten of verbeteren van het tempo;
  • het bevorderen en/of onderhouden van de verzameling;
  • het herstellen van een houding die verloren ging;
  • het aanvragen van stelling.

HOE VAAK GEVEN WE EEN HALVE OPHOUDING?

Zo vaak als nodig is.

Dit is o.a afhankelijk van:

  • de opleidingsgraad van het paard;
  • zijn natuurlijke mate van balans;
  • zijn leeftijd (jong paard of ouder al opgeleid paard);
  • zijn lichaamsbouw.

De oude grootmeesters hebben ook veel aandacht besteed aan de halve ophouding en het interessante is dat zij allemaal op hun eigen wijze de halve ophouding interpreteerden en beschreven, maar uiteindelijk allemaal hetzelfde doel voor ogen hadden - de verzameling!

SOORTEN HALVE OPHOUDINGEN

In de Academische Rijkunst onderscheiden we 3 soorten halve ophoudingen:

  1. De Steinbrecht HO;
  2. De Baucher HO;
  3. De Querinière HO.

Deze drie halve ophoudingen worden vaak gecombineerd gegeven. en hebben dezelfde doelen als de bovenbeschreven doelen door de ORUN.

1. De Steinbrecht halve ophouding

De ''Steinbrecht-'' halve ophouding: 
Stijfheid achterhand verhelpen

Via de hand voel/signaleer je de stijfheid van de achterhand, doordat het paard niet nageeft en teveel tegen de hand drukt. Het voelt stug/stijf in de hand.
Door het bijdrijven van de achterhand wordt de ''push'' verminderd en het ondertreden bevordert. Hierbij sluit de ruiterhand zich en geeft het paard daarop na. (''in de kuikentjes knijpen''). Daarna geeft de hand van de ruiter ook na (''zodat de kuikentjes weer lucht krijgen'').

Eerst wordt het achterbeen gevraagd om onder te treden naar het zwaartepunt. Als het paard altijd onmiddellijk nageeft op het sluiten van de ruiterhand, is er geen stijfheid in de achterbenen meer.

Het paard moet altijd nageeflijk zijn op/in de ruiterhand. Gaat de nageeflijkheid verloren, dan is een halve ophouding nodig om dit weer te herstellen.

Het doel van deze ophouding is dus om het achterbeen (dit kan het binnenachterbeen of buitenachterbeen zijn) naar voren te halen en te behouden (te checken), zodat het paard balans vindt, waardoor hij zich ontspant, nageeft en de ruiterhand weer gaat volgen.

Het verliezen van de nageeflijkheid gaat altijd gepaard met:

  • verlies van lengtebuiging;
  • als gevolg van het niet meer correct plaatsen van een van de achterbenen;
  • en dus balansverlies.

De schouderbinnenwaarts halve ophouding dient ervoor om het paard recht te richten, leren balans te vinden in zijn lijf.

  1. stelling vergroten
  2. zonodig iets afremmen
  3. achterbeen eronder vragen
  4. schouders plaatsen
  5. paard geeft na (vindt balans) en zoekt de ruiterhand

Elke oefening moet met een ''(na)gevende hand'' gereden worden en het paard moet in elke oefening ''de hand zoeken''.

De ''(na)gevende hand'' kan vergeleken worden met het duwen van een kruiwagen. De ruiter draagt als het ware de teugels naar voren

In principe werkt de ''(na)gevende hand'' in vier stappen:
1. De ruiter sluit zijn hand
2. Het paard geeft na
3. De ruiter open zijn hand en geeft na
4. Het paard zoekt de hand van de ruiter


Wanneer het paard het achterbeen naar voren brengt en nageeflijk blijft op de ruiterhand,  kan het zwaartepunt naar de achterhand toe gebracht worden. Dit is de Baucher HO.

2. De Baucher halve ophouding

Zodra het paard het achterbeen naar het zwaartepunt kan brengen, kunnen we hem vragen het zwaartepunt wat naar achteren te brengen, richting de achterbenen. Dit is de Baucher HO.
Door de zwaardere belasting van de achterbenen a.g.v. de gewichtstoename van het gewicht van de voorhand., verkleinen de hoeken in de gewrichten van de achterhand zich. De hurken buigen zich vermeerderd.

De ''Baucher-'' halve ophouding:
Het zwaartepunt verschuiven naar de achterhand, het zwaartepunt onder je houden
 

De ruiter laat de achterbenen eerst ondertreden onder de massa. Daarna wordt het zwaartepunt naar de achterbenen gebracht door halve ophoudingen (''hand without legs''). Hierdoor worden alle hoeken in de achterhand kleiner.

Een paard dat erg op de voorhand/-benen hangt in stilstand, kan je d.m.v. de BHO vragen wat gewicht naar achteren te brengen. Hierbij kan je duidelijk zien dat het paard rechter op de benen komt te staan. I.p.v. hangend naar voren, komt hij rechtop te staan.

Je moet je voorstellen dat het paard voornamelijk op zijn tenen staat en door de HO zijn gewicht meer verdeelt over de gehele voet. Dus ook wat gewicht naar de hielen brengt.

De Baucher halve ophouding kan je oefenen in stilstand. Maak een halve ophouding en voel dat het paard zijn gewicht naar achteren verplaatst. Als het paard naar achteren stapt, moet hij weer voorwaarts gecorrigeerd worden.

Bij het wegstappen is het zinvol om het gewicht zonodig eerst wat naar achteren te verplaatsen, zodat je bij het wegstappen met meer schoudervrijheid of katachtig, lichter weg kan stappen. Ga je eerst bewegen dan moet je in de beweging het voortrollende balletje afremmen en naar achteren zien te verplaatsen.

3. De Guérinière halve ophouding 

De ''Guérinière-'' halve ophouding:
Voor een lange voorwaarts opwaartse halshouding

De ruiter die enkel op kandare rijdt brengt zijn hand omhoog richting de oren van het paard, waarop het paard nageeft in een voorwaarts opwaartse tendens. De oren gaan naar voren. Hierdoor wordt het borstbeen opgetild. Dus het achterbeen tilt het voorbeen op. Daarna geeft de ruiter na door zijn hand weer omlaag te brengen (''descente de main''). Het paard wordt hierdoor aangemoedigd om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn houding (zelfhouding).

Deze ophouding kan je dus geven als je het zwaartepunt naar de achterbenen kan brengen Door deze opwaarts gerichte ophouding zal:

  • de achterhand nog meer zakken (door het gewicht van de voorhand);
  • behoud het paard zijn nageeflijke houding;
  • behoud het paard zijn lange bovenlijn.

Door deze gewichtsverplaatsing zal het zakken van de achterhand resulteren in het liften van de borstwervel en zorgen voor de relatieve oprichting. De voorbenen worden ontlast en kunnen vrij naar voren geplaatst worden. (lichtvoetigheid).

Terug naar "Scholing"

Heeft u vragen of interesse?

Heeft u vragen, opmerkingen of interesse? Vult u dan onderstaand formulier in en u ontvangt zo spoedig mogelijk bericht.

Naam:
Email:

NOKR